'In Nederland hebben scholen een grote mate van vrijheid over hoe zij het onderwijs inrichten. Scholen moeten voldoen aan bepaalde eisen, ‘hoe’ er lesgegeven wordt staat scholen vrij, zo is vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet. Die vrijheid betreft zowel het gebruik van methodes als de pedagogiek. Voor vrijescholen is dit cruciaal: het biedt ruimte voor onze onderwijsvorm. Opvoedkunst waarin de totale ontwikkeling van het kind centraal staat en we onderwijs aanbieden passend bij leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind.
Vrijeschool onderwijs draait om ‘menswording’ – het begeleiden van kinderen in hun groei tot volwaardige individuen. Helaas staat die vrijheid, zeker sinds de landelijk teruglopende resultaten voor lezen, schrijven en rekenen, steeds meer onder druk. In politiek Den Haag spreekt men nu zelfs over het verplicht stellen van ‘bewezen effectieve methoden,’ als oplossing voor de achterblijvende basisvaardigheden. Een belangrijk punt om als Vereniging van vrijescholen scherp op te blijven. Zeker nu de huidige kerndoelen en eindtermen in overleg met het onderwijsveld worden geconcretiseerd. De staatssecretaris heeft aangegeven dat deze herziening met een jaar vertraging, in 2027, zal worden ingevoerd. In de tussentijd wil zij het aantal kerndoelen reduceren en meer focus aanbrengen. Die focus betreft: nog meer aandacht voor lezen, schrijven en rekenen.
Natuurlijk zijn basisvaardigheden essentieel, maar door onderwijs enkel te meten op basis van toetsresultaten verliezen we de bredere waarde ervan uit het oog. Lezen, schrijven en rekenen zijn méér dan vaardigheden als basis voor academisch succes; ze spelen een belangrijke rol in de persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling van een kind. Op de vrijeschool geloven we dat het aanbieden van deze vaardigheden in een rijke context – door middel van verhalen, beweging en creatieve werkvormen – kinderen een diepere en blijvende verbinding geeft met wat ze leren. Het draait om het erkennen van de eigenheid van elk kind en het stimuleren van een brede ontwikkeling. Dit vraagt om vakmanschap van de leerkracht: niet alleen inhoudelijke kennis, maar ook het vermogen om elk kind in zijn of haar eigen tempo en op een manier die bij hem of haar past, te begeleiden in de wereld van vandaag. Het inperken van deze vrijheid door uniforme, verplichte methodes in te voeren doet afbreuk aan de pedagogische en didactische expertise van leraren én aan de diversiteit van het onderwijsaanbod.
Onderwijzen is een kunst, waarin niet alleen kennis wordt overgedragen, maar ook de verbeelding, het emotionele leven en de sociale ontwikkeling van het kind worden aangesproken. In veel landen, waaronder Zweden en Duitsland, blijkt uit onderzoek dat vrijescholen resultaten behalen in taal en rekenen die vergelijkbaar zijn met die van reguliere scholen. Maar daarbij ook dat leerlingen zich veilig voelen, minder faalangst ervaren en vaak sterkere creatieve en sociale vaardigheden ontwikkelden. Ze leren vanuit intrinsieke motivatie, in plaats van door competitie of druk om te presteren.
De vrijheid van onderwijs in Nederland is geen kwestie van vrijblijvendheid. Ook wij verantwoorden ons voor de resultaten van onze leerlingen en zien het belang van lezen, schrijven en rekenen. Maar wij zien deze vaardigheden als méér dan een einddoel: het zijn instrumenten waarmee kinderen hun eigen stem vinden en leren zich in de wereld uit te drukken. Daarom blijf ik, samen met vele collega’s in het vrijeschoolonderwijs, opkomen voor de vrijheid die ons in Nederland is toevertrouwd. Vrijheid om onderwijs te bieden dat kinderen niet alleen voorbereidt op toetsen, maar hen inspireert en vormt als mens.'