Van seksuele voorlichting naar opvoeding

Van seksuele voorlichting naar opvoeding

In gesprek met Belle Barbé over seksuele vorming op vrijescholen

Van seksuele voorlichting naar opvoeding

Bij gezondmakend onderwijs hoort ook aandacht voor genderdiversiteit en voor seksuele vorming. Daar zijn methodes voor. Maar wat als je liever zelf je onderwijs ontwerpt? Belle Barbé adviseert scholen en leraren over hoe je een waardevolle bijdrage kunt leveren aan de seksuele vorming. Kompas ging met haar in gesprek.

De afgelopen jaren neemt de aandacht voor seksuele vorming fors toe. Mede dankzij Expertisecentrum Rutgers breiden steeds meer scholen hun lessen rondom seksualiteit en relaties uit. Ook vrijescholen beperken zich niet langer tot een paar lessen seksuele voorlichting tijdens de biologieles. Vaak gebruiken vrijeschoolleraren geen methodes. De uitdaging is om een volledig programma te ontwerpen dat recht doet aan de verschillende ontwikkelingsvragen van de leerlingen. Belle Barbé denkt dat het vrijeschoolcurriculum hier bij uitstek ruimte voor biedt.

We kennen allemaal de seksuele voorlichtingslessen. Jij richt je op de seksuele vorming en opvoeding van kinderen. Wat is het verschil?
Bij seksuele voorlichting denk je al snel aan een of meerdere lessen waarin een leraar informatie geeft over seksualiteit en voortplanting. Als onderdeel van de biologieles op de middelbare school bijvoorbeeld. Vaak ligt de nadruk hier op begrenzing: leerlingen horen vooral wat ze niet moeten doen. Hoe ze soa’s en ongewenste zwangerschappen voorkomen en welk gedrag ongepast is. Bij seksuele opvoeding of vorming gaat het om een langer proces. Als leraar lever je een bijdrage aan een gezonde ontwikkeling van het kind op het gebied van seksualiteit en relaties. Dat betekent dat je niet alleen maar waarschuwt, maar ook de mooie en goede dingen benoemt. Bijvoorbeeld leerlingen die op een mooie manier invulling geven aan hun verkering. Of kinderen die uit nieuwsgierigheid en interesse vragen stellen. Dat mag je positief bekrachtigen.

Jij noemt sociale veiligheid als basisvoorwaarde voor elk gesprek over seksualiteit. Seksuele integriteit is hierbij het sleutelwoord. Kun je uitleggen wat dat in de praktijk betekent?
Elk gesprek dat je over seksualiteit en diversiteit voert, valt of staat inderdaad bij een sociaal veilige omgeving. Ieder kind moet zich gezien en gehoord voelen. Of het nu streng religieus is opgevoed, homoseksuele gevoelens heeft, heteroseksolueel is of transgender. Seksuele integriteit betekent dat iedereen bewust en respectvol met elkaar omgaat. De kinderen met elkaar, de leraren onderling, maar ook de leraar tegenover de kinderen.

“Elk kind moet zich gezien en gehoord voelen”

Dat laatste lijkt vanzelfsprekend, maar dat is het niet?
Leraren hebben, zoals alle mensen, hun eigen ideeën en opvattingen rondom het thema seksualiteit en relaties. Het is heel normaal dat je ongemak ervaart als je dit onderwerp in de klas bespreekt. De kunst is om je bewust te zijn van de professionele rol die je hebt en om je persoonlijke opvattingen waar nodig buiten het klaslokaal te laten. Wie ben je als mens en wie ben je als leerkracht? Die vertaalslag kan best een uitdaging zijn. Soms lukt dat niet in één keer, maar door te doen kun je er beter in worden. En bedenk: je hoeft het niet alleen te doen.

Jij bent een groot voorstander van een gezamenlijke aanpak als school of als team. Waarom is dat belangrijk en hoe organiseer je dat als school?
Of je nu met of zonder een methode werkt, ik pleit voor een gezamenlijke visie en aanpak. Ik denk dat het belangrijk is dat je met je team een gesprek aangaat over wat je als school wilt uitdragen. Op welke manier wil je als team invulling geven aan seksuele vorming? Dan gaat het niet alleen over de praktische invulling, maar ook over welke onderwerpen je wel en niet wilt bespreken. Wanneer je met dit thema aan de slag gaat, kun je best eens te maken krijgen met kritische vragen van ouders. Het is dan fijn om te weten dat je er niet alleen voorstaat en dat er een gezamenlijke visie en aanpak bestaat. In het klaslokaal moet je het in je eentje doen. Maar als je weet dat je dit onderwijs met je team draagt, voel je je minder alleen. Dat is ook wat ik zo mooi vind aan de Week van de lentekriebels. Tijdens die week heerst het gevoel “We are in this together”.

‘Je hoeft het niet alleen te doen’

Jij pleit daarbij voor een doorlopende leerlijn, waarom?
Anders dan bij seksuele voorlichting, ben je er bij seksuele vorming niet met één les of een incidentele les. Je hebt een doorlopende leerlijn nodig waarbij verschillende thema’s op meerdere momenten tijdens de schooltijd voorbij komen. In welk tempo een kind zich ontwikkelt, verschilt per individu. Wanneer je op verschillende momenten en met enige regelmaat de stof aanbiedt, geef je elk kind de kans om aan te haken wanneer het daar rijp voor is. Met een doorlopende leerlijn die schoolbreed gedragen wordt, zorg je tot slot dat elk kind dezelfde stof tot zich kan nemen.

Scholen mogen zelf bepalen hoe ze invulling geven aan onderwijs in seksualiteit en diversiteit. Veel vrijescholen kiezen ervoor zelf lesmateriaal te verzorgen in plaats van een methode te gebruiken. Welke kansen en uitdagingen komen hierbij kijken?
Het prettige aan erkende methodes zoals die van Rutgers is dat een doorlopende leerlijn gewaarborgd is. Alle belangrijke thema’s komen voorbij, afgestemd op de leeftijd en ontwikkelingsvraag van de leerling. Wanneer je je eigen lessen maakt, kan het handig zijn om zo’n bestaande methode te raadplegen. Kijk eens welke thema’s voorbij komen en bekijk waar je deze in je eigen curriculum kunt verwerken.

Welke aanknopingspunten biedt het vrijeschoolonderwijs voor lessen rondom seksualiteit en diversiteit?
Veel! Ik denk dat de vrijeschool bijzonder geschikt is om deze lessen te integreren. Bij kleuters is een massagetrein bijvoorbeeld een perfecte gelegenheid om het thema ‘wensen en grenzen’ te bespreken. Natuurlijk nog niet op seksueel gebied, maar je kunt het met kleuters wel hebben over wat prettig is en wat niet. Hoe je naar de ander luistert en wat ‘te hard’ of ‘te zacht’ is. Daarnaast biedt het periodeonderwijs veel haakjes om de lessen aan op te hangen. Wil je de diversiteit aan genders bespreken, dan kun je bijvoorbeeld goed aanhaken bij de non-binaire god Loki uit de Edda. Of bij Skaði, een zeer geëmancipeerde en stoere vrouw. Op de middelbare school zijn er ook veel meer vakken dan alleen biologie waar je met seksuele vorming aan de slag kunt. Vaak kun je binnen maatschappijleer haakjes vinden. Of bij de talen waar literaire werken een perfect middel zijn om thema’s rondom seksualiteit, relaties en diversiteit onder de aandacht te brengen. Alleen het voortplantingsgedeelte komt minder expliciet in het bestaande curriculum van de vrijebasisschool terug. Dat zul je als leraar zelf expliciet moeten maken. Op welke leeftijd je dit wilt bespreken, ligt natuurlijk ook aan de visie van de school.

‘De vrijeschool is bijzonder geschikt om lessen over seksuele vorming te integreren’

Je noemde al even de rol van ouders. Leraren die aan de slag gaan met thema’s als seksualiteit en diversiteit kunnen te maken krijgen met (kritische) vragen. Hoe ga je daar het beste mee om?
Mijn advies: betrek ouders, stem met ze af en informeer ze. Op een basisschool is het contact met ouders natuurlijk nauwer dan op de middelbare school. Toch merk ik dat ook die ouders behoefte hebben om te weten wat er op school gebeurt. Als leraar ben je misschien gewend om niet te veel bemoeienis van ouders te dulden als het gaat om je lesinhoud. Bedenk dat thema’s als seksualiteit en gender gevoeliger liggen dan een reken- of taalles. Het is belangrijk dat er vertrouwen is tussen de ouders en de school. Landelijk zie je dat dat vertrouwen tijdens de coronaperiode een deuk heeft opgelopen. Ouders hadden weinig zicht op wat er op school gebeurde en dat schept een afstand. Ga daarom het gesprek aan. Niet over wat jij als mens belangrijk vindt, maar over wat je als school vindt en doet op het gebied van seksuele vorming. Ook daarom is het belangrijk dat je de visie schoolbreed bespreekt.

Jij hebt de laatste jaren veel scholen bezocht en leraren geadviseerd en getraind. Welke stappen hebben vrijescholen gemaakt en welke winst kunnen zij nog behalen?
Ik merk dat de aandacht voor seksuele vorming sterk verschilt per vrijeschool. Sommige scholen zijn al erg ver in het ontwikkelen van een doorlopende leerlijn, andere staan nog aan de start. Maar steeds meer scholen lijken de noodzaak te voelen, misschien door het toenemende aantal genderdiverse leerlingen. Ik hoop dat steeds meer scholen aan de slag gaan met visievorming en nadenken over hoe zij seksuele integriteit en seksuele vorming vormgeven. Juist voor kinderen die het van thuis uit niet leren, is het cruciaal dat zij op school deze onderwerpen bespreken.

Tekst: Marijn Ruhaak
Beeld: Tatjana Almuli

Wie is Belle Barbé?

Belle Barbé (1992) is pedagoog gespecialiseerd in seksuele opvoeding mede-oprichter van Wipsite. In december 2023 lanceerde zij een nieuw opleidingsinstituut De Seksualiteitschool, voor (bij)scholing van onderwijs en zorgprofessionals op het gebied van seksualiteit. Daarnaast is zij auteur van onder meer het eerste sekspositieve voorlichtingsboek ‘Ik & seks’ en '100 antwoorden bij seksuele opvoeding'.
https://www.bellebarbe.nl/
https://seksualiteitschool.nl/

Samen met Annechien Wijnberg en Anna Jansen werkt Belle Barbé voor BVS aan een handreiking voor de basisschool én doorlopende leerlijn over seksuele vorming.
www.bvs.nl