Ieder mens heeft zijn eigen fysieke en mentale eigenschappen en zijn specifieke gedrag en reacties op prikkels van buitenaf. Wanneer je met elkaar omgaat, kom je deze verschillen tegen. Ook jij als leraar krijgt te maken met een grote verscheidenheid aan eigenschappen en gedrag.
Om binnen deze grote verscheidenheid houvast en grip te vinden, helpt het om bepaald gedrag te benoemen en te karakteriseren. In de leeftijd van 7-14 jaar kent de vrijeschoolpedagogie onder andere een indeling naar vier temperamenten. Deze vier temperamenten, sanguinisch, cholerisch, melancholisch en flegmatisch, zijn gebaseerd op een klassieke Griekse indeling. Je kunt het zien als vier basiskleuren. Ieder mens, en dus ook ieder kind, is gekleurd met een mengsel hiervan. Daarnaast hangt het van de situatie en omgeving af, welk mengsel van kleuren een kind laat zien. Een temperament is dus niet een onveranderlijke eigenschap. Inzicht in de temperamenten helpt je als leraar om beter naar je eigen handelen te kijken en het gedrag van leerlingen beter te begrijpen.
Dit thema gaat in op de vier temperamenten. Hoe kun je een temperament herkennen en hoe kan dit jou helpen bij het benaderen van je leerlingen en bij het voorbereiden en uitvoeren van je lessen? Deze vragen staan centraal. Werk je met oudere leerlingen in het voortgezet onderwijs? Dan kan het ook helpen om te kijken naar, wat de vrijeschool noemt, de planeetkwaliteiten.
Wat zien we?
Het valt al op bij het handen geven aan het begin van de dag: het ene kind staat iedere ochtend ongeduldig te wachten tot het aan de beurt is om de leraar te begroeten, terwijl het andere kind de leraar in het voorbijgaan en zonder oogcontact te maken de hand schudt.
Het eerste kind is het soort kind dat iedere dag een nieuwe schat aan de leraar laat zien; een glinstersteentje, een dode pier of een potlood met een gummetje aan het uiteinde. Het kind vertelt opgewonden waar het dit vond en wat het ermee gaat doen. De leraar krijgt ook nog even te horen dat de kaas op was en dat het kind daarom jam op brood heeft. Blij huppelt dit kind naar zijn plaats. En dan is daar dat andere kind. Dit kind geeft de leraar in het voorbij lopen een hand, kijkt hem nauwelijks aan en sloft naar zijn plaats. Weer een ander kind heeft iedere ochtend een vage klacht; beenpijn, slecht geslapen, nog steeds verkouden. Op ieder kind reageert de leraar anders. Hij gaat als het ware even mee in diens stroom en helpt het kind vervolgens op weg. Zo luistert de leraar naar het enthousiaste kind met de dode pier, vraagt nog even naar details en vertelt het kind vervolgens dat het het beestje even terug naar buiten mag brengen, de handen mag wassen en dat het dan aan het werk kan gaan. Het kind dat zonder veel aandacht voorbij loopt, krijgt van de leraar een vriendelijk kneepje in de hand, ‘Hé zie je mij wel? Hoe gaat het met je? Goed geslapen?’. En het kind met de kwaaltjes krijgt even die echte aandacht die het zo nodig heeft. Daarna kan ook dit kind naar zijn plaats.
Waarom doen we wat we doen?
Zoals de bovenstaande voorbeelden laten zien, speel je als leraar continu en vaak intuïtief in op deze verschillende karakters en de bijbehorende behoeften. Niet alleen bij het begroeten in de ochtend, maar de hele dag door. Een leerkracht kan dit ‘inspelen’ ook heel bewust doen en kan al in zijn lesontwerp en lesvoorbereiding rekening houden met deze verschillen tussen kinderen.
In de vrijeschoolpedagogie worden deze onderlinge verschillen onder andere verbonden aan de temperamenten. Een temperament wordt gekleurd door een van de vier elementen: aarde, water, lucht of vuur. Als het element aarde overheerst, ontstaat het melancholisch temperament. Als het element water de toon bepaalt, ontstaat het flegmatische temperament. Het cholerische temperament ontstaat wanneer het element vuur het meest aanwezig is en het sanguinische temperament bij overheersing van het element lucht.
Om een scherper beeld te krijgen van de verschillende temperamenten helpt het om de kenmerken uit te vergroten. Hieronder lees je hoe temperamenten er dan uitzien. In werkelijkheid komt het maar zelden voor dat het temperament van een kind in zo’n sterke vorm zichtbaar is. Toch kan het uitvergroten van de combinaties van eigenschappen helpen bij het begrijpen van gedrag.
Sanguinische eigenschappen: lucht
Een kind dat veel sanguinische eigenschappen toont, is vaak een harmonische verschijning om te zien. De ogen staan vriendelijk, soms dromerig. Het sanguinische kind heeft een lichte, haast verende tred. Dit speelse, vrolijke kind weet je altijd weer te verrassen; met een klein gedichtje, speciaal voor jou juf, of met een herfstblad met bijzondere kleuren. Een sterk sanguinisch kind staat luchtig in het leven. Het fladdert van het een naar het ander en kan daardoor ook wat chaotisch zijn. Het heeft een rijke fantasie en kan gedetailleerd waarnemen. Deze kinderen zijn geliefd en hebben veel vrienden. Ruzie is niet aan hen besteed. Ze schrikken van harde woorden en onaardige mensen. Al kunnen ze daarentegen ook weer snel vergeven. Blijheid is immers hun basisemotie.
Dit kind is extravert en heeft een brede interesse. De aandacht is luchtig, vaak ook vluchtig. Doorzettingsvermogen en kracht ontbreken soms want het kind reageert op iedere prikkel en is daardoor snel vermoeid. Een brede theoretische uiteenzetting is niet aan dit kind besteed. Het wil vooral doen. En het liefst telkens weer op een andere manier, net zoals Tijgertje in de verhalen over Winnie de Pooh en zijn vrienden. Deze kinderen zijn optimistisch, grappig, ‘alles komt goed’ en ze zijn altijd in voor een praatje. Ietwat wispelturig, luchtig, vluchtig, beweeglijk en speels. Van de vier elementen past het element lucht het beste bij dit temperament.
Cholerische eigenschappen: vuur
Een kind met veel cholerische eigenschappen heeft vaak een sterke pas, het stapt als het ware recht door de aarde. Het is doelgericht en extravert, net als de sanguinicus. En kijk eens in die ogen: ze fonkelen! Dit kind reageert vaak direct en handelend op prikkels van buitenaf. Maar de cholericus wil leiden, niet volgen.
Een sterk cholerisch kind is op zichzelf gericht. Zeer competitief en daadkrachtig. Dit kind kan slecht tegen onrechtvaardigheid. Het is gericht op de toekomst en op wat er moet gebeuren. In de klas zal een meer cholerisch kind hard werken. Het vergelijkt zich daarbij graag met de anderen en moet en zal de meeste sommetjes maken én dan ook nog de minste fouten. In de pauze heeft het wéér gewonnen met voetbal. En als dit niet het geval is, loopt het stampvoetend weg. Winnen is belangrijk. Een bladzijde in het periodeschrift afwerken met versiering, een mooie rand of tekeningen, daar is dit kind niet voor te porren. De taak is toch af? Klaar is klaar. Zoals Konijn, het vriendje van Winnie de Pooh met zijn gepassioneerde leiderskwaliteiten ook laat zien, is een sterk cholerisch kind een vurig persoontje en niet bang voor af en toe een felle, boze uitschieter. Ietwat opvliegend, een sterke geldingsdrang, je kunt echt niet om hen heen. Van de vier elementen past vuur het beste bij dit temperament.
Melancholische eigenschappen: aarde
Een sterk melancholisch kind laat de schouders en het hoofd wat naar voren hangen alsof de zwaartekracht voor dit kind voelbaarder is dan voor een ander. Het straalt een zekere droefheid uit. Het melancholische kind heeft een wat zware tred. De handdruk van dit kind kan daarentegen heel teer zijn.
Een kind met veel melancholische eigenschappen werkt vaak nauwgezet en graag steeds op eenzelfde manier. Het is niet snel overtuigd van diens eigen kunnen. Zijn instelling is meer: ‘Dit kan ik toch niet’ en ‘Dit is veel te moeilijk’. Iejoor en Knorretje uit de verhalen van Winnie de Pooh vertegenwoordigen het melancholische temperament met hun levenshouding van: ‘Alles gaat verkeerd….’, ’Heb ik weer’ en ‘De hemel valt…’. Dit is vooral wat ze zelf denken, in werkelijkheid klopt het vaak niet. Melancholische kinderen zijn kinderen die serieus en secuur werken. Ze kunnen diep over de dingen nadenken en diepzinnige vragen stellen. Ze kunnen ook heerlijk wegdromen in verhalen, hebben een rijke binnenwereld en zijn artistiek en zorgzaam.
Bij melancholie past introversie. Niet zo sterk reageren op prikkels van buitenaf. Dit betekent niet dat het kind de prikkels niet waarneemt, integendeel, ze kunnen dit kind zo diep raken dat het zich liever eerst terugtrekt om te verwerken wat het voelt. Sterk melancholische kinderen komen dus niet direct in beweging.
‘Zeer melancholische kinderen reageren op psychische indrukken vaak ook met een lichamelijke reactie: hoofdpijn, maar vooral buikpijn.’
Het element dat het beste bij dit temperament past is aarde: vast en bewegingsloos.
Flegmatische eigenschappen: water
Een kalme en ontspannen indruk. Een matte oogopslag. Alsof het er niet helemaal bij is. Dromerig. Dat zijn uiterlijke kenmerken die passen bij flegmatiek.
Het flegmatische kind is trouw, aan mensen en aan opdrachten. Het is een gewoontedier, ook wel een beetje langzaam. Dit kind maakt het zichzelf graag behaaglijk. Het is een levensgenieter. Het houdt van lekker eten en drinken, een dekentje op de bank, een kussen onder het hoofd. Dit komt soms wat lui over, maar deze kinderen hebben juist veel energie. Het komt alleen wat langzaam op gang. Is dit kind eenmaal bezig dan is het nauwelijks te stoppen. Het doet alles met een eindeloos geduld.
Hoewel ook deze kinderen woede-uitbarstingen kunnen hebben, wanneer zij bijvoorbeeld langdurig geplaagd worden, zijn zij over het algemeen heel rustig. Ook wanneer een ander kind, een ouder of een leraar boos wordt, kan de flegmaticus heel kalm blijven. Hij begrijpt ‘het zich opwinden’ helemaal niet. Zonde van je energie toch? Hij reageert er nauwelijks op. Net zoals Winnie de Pooh, met zijn kalme onverstoorbare manier van doen en zijn gerichtheid op comfort, rust en honing.
Van de vier temperamenten reageert het flegmatische temperament sowieso het minst op prikkels van buitenaf. Het heeft een sterk en vaak rijk innerlijk leven. Wat buiten gebeurt is minder belangrijk.
In de klas heeft dit kind tijd nodig. Een voorbeeld van de leraar dat illustreert hoe de opdracht moet worden gedaan is ook fijn. Dit geeft houvast. Is het meer flegmatische kind eenmaal aan de slag, dan werkt het nauwkeurig en maakt het de opdracht tot in details af.
Het flegmatische kind beweegt mee met de stroom. Het element dat het beste past bij dit temperament is water.
Tevens heeft Steiner het over leeftijdstemperamenten. Deze zijn weliswaar minder sterk dan het persoonlijke temperament, maar niettemin hebben ze invloed en kunnen ze een hoop verklaren. Van 0 tot 14 jaar overheerst het sanguinische temperament, dit herken je aan de natuurlijke levendigheid van kinderen. Van 14 tot 28 overheerst het cholerische temperament dat je ziet bij pubers en jongvolwassenen, die van nature meer ik-gericht zijn. In de volwassenheid van 28 tot ca. 56 jaar begint het melancholische temperament te overheersen. Bij deze leeftijdsfase hoort een natuurlijke ernst vanuit het dragen van verantwoordelijkheden. Wanneer de mens in de laatste levensfase komt en de ouderdom bereikt, zien we over het algemeen een meer flegmatisch temperament naar boven komen. Deze leeftijdstemperamenten kleuren dus het eigen temperament, en hebben daarmee een versterkende of juist verzwakkende werking.
Nog een ingang
Er is nog een manier die je kan helpen om gevoel te krijgen voor de temperamenten. Het is een snelle manier, die daardoor natuurlijk ook minder nauwkeurig is. Het gaat om een extra instrument dat je even snel in kunt zetten.
Het gaat om twee vragen:
Reageert het kind sterk op prikkels van buitenaf?
Hoe krachtig komt het kind over?
… en om vier antwoorden.
Let op: een kind met veel melancholie is wel heel gevoelig voor de buitenwereld, maar het reageert niet zo snel. De prikkels slaan naar binnen.
Als je de antwoorden op twee assen afzet, krijg je een wolk van mogelijkheden. In de vier uithoeken zijn de eigenschappen van de vier temperamenten het meest puur aanwezig. Die uithoeken representeren personen met een heel uitgesproken temperament.
In werkelijkheid hebben mensen zelden een zeer uitgesproken temperament. Het gaat meestal om een mix van eigenschappen van de verschillende temperamenten.
In dat geval kom je bij het beantwoorden van de beide vragen ergens in de wolk terecht.
Wat betekent dit voor jou als leraar?
Kennis van de temperamenten en je verdiepen in de aanpak van de temperamenten vergroot jouw opvoedingsinstrumentarium. Je pedagogisch didactische gereedschapskist raakt verder gevuld.Hetty van Rijn
Het (her)kennen van de verschillende temperamenten geeft je als leraar een instrument om te differentiëren. Naast het differentiëren op tempo en niveau, kun je ook differentiëren op temperamentseigenschappen van het kind. Zo kun je ieder kind helpen om een weg te vinden om de leerstof in zich op te nemen. Het is niet de bedoeling dat de leraar het temperament gaat veranderen. Integendeel, de leraar komt juist tegemoet aan het temperament. De kunst is wel om het kind te helpen niet ten prooi te vallen aan extreme kanten van een temperament.
Het uitgangspunt is dus om te proberen aan te sluiten bij het temperament van het kind. Hieronder lees je hoe je dit bij elk temperament kunt doen.
Inspelen op sanguinische eigenschappen
Een kind met veel sanguinische eigenschappen kan het nodig hebben om vanuit liefde en genegenheid voor de opvoeder te werken. Vanuit zichzelf neigt het kind misschien naar oppervlakkigheid. Het zal een opdracht het liefst snel en dus vaak wat slordig uitvoeren. Maar vanuit de liefdevolle band met de opvoeder is het kind vaak wel in staat om de rust op te brengen om nog een keer naar een opdracht te kijken, fouten te herstellen of de opdracht af te maken.
Zo’n liefdevolle band met de opvoeder ontstaat niet zomaar, het is het werk van de opvoeder zelf. Namelijk door zelf liefde en genegenheid te ontwikkelen voor het kind, door interesse te hebben in alle kleine details waar het kind belangstelling voor heeft, door ontvankelijk te zijn voor de aanhankelijkheid van het kind en door te weten en te accepteren dat een kind dat veel sanguinische eigenschappen laat zien, voor jou werkt en niet zozeer vanuit intrinsieke motivatie. Als je als leraar enthousiast reageert op het werk dat door de leerling gemaakt is, zie je het kind helemaal groeien.
Een grote opdracht verdelen in meerdere kleine opdrachten, kan voor dit kind ook behulpzaam zijn.
Heel praktisch kan het je helpen om te onderzoeken of er tussen alle dingen waar het kind in geïnteresseerd is, ook één onderwerp is waar het net een beetje meer van houdt. Gebruik dat als een ingangspunt voor leerstof of opdrachten. Maak het eventueel nog iets groter en interessanter. Dan verzeker je je van de interesse van het kind.
Een overwegend sanguinisch kind verzamelt graag. Het ziet alles en vindt alles interessant, grappig, mooi. Het helpt deze kinderen dan ook als de leerstof zichtbaar gemaakt wordt, een opdracht op het bord wordt geschreven, voorwerpen in de klas aanwezig zijn. Echte nieuwsgierigheid roep je op, als één van die voorwerpen of bordteksten ineens verdwenen is. Deze kinderen gaan dan op zoek, terwijl zij gewend zijn dat de dingen op hen afkomen. Het doel is dat de sterk sanguinische leerlingen uit de veelheid juist die dingen oppakken, waar jij hen als leerkracht graag op wil wijzen.
Inspelen op cholerische eigenschappen
Een kind met veel cholerische eigenschappen heeft behoefte aan een opvoeder waar het met eerbied en waardering tegenop kan kijken. Waardering voor wat de opvoeder weet en kan en waar het op kan vertrouwen. Dat vraagt om een houding van jou als leraar, die zekerheid biedt. Het helpt dit kind als je vol zekerheid bent over de leerstof en ook zekerheid uitstraalt in je houding naar de soms zeer heftige buien die het kind met het cholerische temperament kan laten zien.
De leerstof voor deze leerling mag echt iets zijn om op te kluiven. Maar wel zo dat het kans van slagen heeft. Het kind moet zijn krachten kunnen inzetten, maar dan ook ervaren dat het met die krachten de oplossing kan vinden en het werk kan afmaken. Ook werk verzetten dat nuttig is voor de klas of voor de leraar is een kolfje naar zijn hand, denk aan bezorgde bestellingen van pakken schriften naar boven dragen, boeken voor de periodetafel versjouwen, de gymzaal vegen.
Een kind met veel choleriek heeft ruimte en bewegingsvrijheid nodig. Stuur juist dit kind even de klas uit om een boodschap te doen, dan kan het even bewegen. Desnoods loopt dit kind een rondje om het plein. Het kan helpen om de rust bij de leerling én de klas te bewaren.
Heldenverhalen kunnen bij dit temperament de eerbied en het ontzag oproepen waar het kind behoefte aan heeft. Van groot belang is dat het kind zelf de conclusies kan trekken. Dit kind wil zelf van binnenuit tot eigen inzicht komen. Het ‘zelf doen’ en ‘zelf bedenken’ hoort bij dit temperament.
Wanneer kinderen last hebben van boze buien of driftaanvallen, kan dat een grote uitdaging zijn voor de leraren. Proberen om het vuur met veel kracht te doven of te bestrijden heeft meestal alleen een averechtse werking. Zelf rustig blijven, het kind eventueel kalm maar met vaste hand uit de situatie halen, is vaak de beste oplossing voor zo’n gebeuren. Als het kind tot rust is gekomen, desnoods de volgende dag, kun je op het voorval terugkomen. Ernstig, niet vergoelijkend en zonder ironie. Het kind heeft zelf ook last van deze vuurstormen die door hem heen razen. Het vraagt van de opvoeder dat hij dit begrijpt en het kind helpt ermee om te gaan, of liever nog om het samen uit te houden, tot het kind zo oud is dat het deze woedebuien zelf leert te hanteren (meestal is dit pas in de volwassenheid). Uithouden, niet breken, niet belachelijk maken, dan kan het kind de kracht behouden die het later in een volwassen leven ten volle kan inzetten.
Inspelen op melancholische eigenschappen
Je eerste neiging bij een kind dat melancholiek laat zien, is wellicht om het op te beuren, uit de zwaarte te halen, ‘Zo erg is het toch allemaal niet’. Maar dat is een ontkenning van hoe dit kind de wereld beleeft. Als reactie het leed beamen en het misschien nog een tikje erger benoemen dan het voor de leerling was, kan als reactie hebben dat het kind zelf de rug recht en zal aangeven: ‘Zo erg is het nou ook weer niet’. Warmte is het element waar een kind met een melancholische inslag behoefte aan heeft; de warmte van een begrijpend woord en meelevend gebaar.
De andere beweging die kan helpen is om de aandacht naar buiten te richten, naar het leed van anderen, het leed in de wereld, naar het besef dat er overal verdriet is. Dit kan ook heel goed door je eigen levenservaringen van jou als leraar te delen. Maar wel levenservaringen die opgelost zijn en natuurlijk beschreven met een zekere lichtheid. Het is en blijft wel een kind. Voor dit kind is het een zegen als het kan opgroeien bij een opvoeder die het een en ander heeft doorgemaakt en weet wat leed is.
Inspelen op flegmatische eigenschappen
Het kind met veel flegmatische eigenschappen kan een rustpunt zijn in je klas, heel prettig. Maar wanneer je het aan de gang wil krijgen, valt het niet altijd mee. Het kind komt niet zozeer door jou in beweging voor nieuwe leerstof. Het geheim is dat het wel wordt geprikkeld door een klasgenootje. Een kind met een overwegend flegmatisch temperament wordt gestimuleerd als andere kinderen met interesse met iets bezig zijn. Het kan dus enorm helpen om het kind zoveel mogelijk in contact te brengen met vriendjes met breed uiteenlopende interesses. Grappig genoeg vinden de andere kinderen het vaak ook prettig om in de omgeving te verkeren van dit kind. Dit kind kan zo het rustige middelpunt zijn van allerlei beweging. Een plek midden in de klas kan het dan ook goed hebben.
Een beetje raadselachtig is het advies om jouw genegenheid als leraar niet te duidelijk te laten blijken, maar je wel innerlijk sterk en liefdevol met dit kind bezig te houden. De gedachte hierachter is dat de aandacht en de genegenheid van de opvoeder niet te vanzelfsprekend moeten zijn; dan kan het kind er te gemakkelijk bij wegsoezen. Een beetje moeite doen, maakt deze kinderen wat wakkerder.
Kleine, vooral kunstzinnige opdrachten die het bewustzijn wekken, hebben dezelfde werking. Bijvoorbeeld bij tekenen of schilderen een vorm uitsparen in plaats van de kleuren vrij op het blad brengen, of een vormtekening maken, met rechte kruisende lijnen op zo’n manier dat er een duidelijk voorliggende en achterliggende lijn te zien is (vlechtwerk).
Ook kleine schokeffecten mogen bij leerlingen met veel flegma ingezet worden, waar deze bij bijvoorbeeld het melancholische en sanguinische temperament averechts zouden werken. Een korte tik op tafel, een duidelijk bij de naam noemen een pittenzak die op zijn tafel terecht komt, halen hem uit zijn dromerigheid en maken hem wakker voor de leerstof van dat moment.
Illustraties: Lilian Schrijvers
Hoe kun je de verschillende temperamenten bedienen als je aan het vertellen bent?
Het sanguinische houdt van details. Neem de tijd om eens een mantel, een tuin of het uiterlijk van iemand nauwkeurig weer te geven.
Flegma houdt van beschrijvingen, bijvoorbeeld van de omgeving waarin het verhaal zich afspeelt, de beschrijving van de gebeurtenissen, van de maaltijden en van de huiselijke sfeer,
Choleriek haakt aan bij de actie. Neem de tijd om de spanning en de strijd te beschrijven in korte actieve zinnen.
Melancholie houdt van diepgang, van een morele vraag, vindt het prettig om met een persoon (of dier) mee te kunnen lijden.
Zo wek je de leerstof tot leven en hebben de verschillende temperamenten hun aangrijpingspunt.
De leraar als dirigent; de kinderen helpen
Je vertelt bijvoorbeeld het verhaal over het leven van de leeuw op de savanne. Een verhaal dat alle temperamenten bedient.
Je hebt ervoor gezorgd dat er voldoende visuele en tastbare details in zitten voor de sanguinici in je klas, dat er een spannende jacht op een hertenbok is voor de cholerici, dat de flegmaticus heerlijk kan meedromen met de middagrust van de leeuwentroep in de warme zon en tot slot bevat je verhaal wellicht iets over de achteruitgang van het leefgebied van de leeuw, een gegeven dat diep bij de melancholicus aankomt.
Bij het terugvragen van het verhaal laat je een kind met choleriek vertellen over de jacht, een kind met veel sanguinische eigenschappen vraag je naar de details van de schutkleuren van het dier in zijn omgeving en je laat het meer melancholische kind aan het woord over de teloorgang van de leefgebieden van de leeuw.
Je brengt daarmee verschillende zaken tegelijkertijd teweeg: in de eerste plaats krijg je enthousiaste antwoorden van de kinderen, want dat was nu net wat zij oppikten. De andere leerlingen zijn verbaasd dat zij zaken horen die bij hen nauwelijks waren doorgedrongen en verrast zullen zij nu ook deze aspecten onthouden. Als laatste kweek je ontzag voor het anders zijn van iedereen.
Ken je eigen temperament en maak je de andere eigen.
Heb je ondertussen je eigen temperamenten of combinatie van temperamenten al herkend? Wanneer je als volwassene je eigen temperament kent, de kwaliteiten ervan in kunt zetten en de valkuilen weet, kun je ook beter inspelen op de temperamenten van anderen.
Probeer als leraar met veel cholerische kenmerken maar eens van tijd tot tijd even puur te gaan zitten kijken. De leraar met een sterk cholerisch temperament gaat liever zonder oponthoud van het één naar het ander. Alleen maar even zitten kijken kost moeite en bewustzijn, je oefent daarmee een flegmatische eigenschap. Ten behoeve van het veroveren van een sanguinische inslag zou de meer cholerische leraar kunnen onderzoeken of er voor een gekozen opdracht, ook nog andere wegen mogelijk zouden zijn geweest. Het cholerische in de mens kiest één weg en gaat daarvoor. In het onderzoek naar verschillende oplossingen word je sanguinischer. De melancholische vraag voor de cholerische leraar is: kan ik het wel echt? Ik denk dat ik het kan, maar is dat ook zo? Dit leidt tot wat meer reflectie dan de cholericus van nature heeft.
Hoe kan de leraar met de sterk flegmatische inslag de andere temperamenten verkennen en verwerven? Om het sanguinische temperament te ervaren, voer je een kleine verandering door in je vaste gewoontepatronen. Je verplaatst bijvoorbeeld voorwerpen op je bureau, of je verandert de volgorde van handelingen in je ochtendritueel. Ga eens op bezoek bij de les van een collega en kijk welke gewoonte je kan overnemen. Om choleriek te verwerven ga je op zoek naar iets waar je goed in bent, om daar vervolgens duidelijk mee op de voorgrond te treden. Voor de leerling met een overwegend melancholische temperament zal de meer flegmatische leraar even bewust tijd moeten maken, door bijvoorbeeld een wekkertje te gebruiken, de vanzelfsprekende routine te doorbreken en te kijken hoe de melancholische leerling aan het werk is en deze een compliment te geven.
De leraar met een sterk melancholische inslag zou kunnen nastreven om zich wat meer van het sanguinische eigen te maken. De opdracht is het leven minder zwaar de klas in te brengen dan je het zelf ervaart. Neem jezelf voor dat er af en toe gelachen zal worden. Een klein beetje lachen om jezelf geeft eveneens licht en lucht. Wat een geluk als je als leraar beschikt over gevoel voor toneelspelen en humor. Om wat van het cholerische temperament te oefenen ga je na waar je goed in bent en laat je dat zien. Ben je inderdaad de toneelspeler die ook nog eens goed teksten kan onthouden? Neem het podium en laat je horen. De cholerische leerling zal vervolgens graag van jou de opdracht aannemen en ook een gedicht van minstens twintig regels uit het hoofd willen leren. Flegma kun je leren van je flegmatische leerling: ga er eens rustig naast zitten.
De leraar met de sanguinische inslag sluit van nature al bij de meeste kinderen aan. Daarnaast is het spelelement iets wat de sanguinicus ligt en kan inzetten om met de andere temperamenten mee te bewegen. De opdracht voor de sanguinische leerkracht is om die andere temperamenten ook serieus te nemen en niet alleen de rust voor de flegmatische leerling te spelen, maar echt even tot rust te komen. En als een leerling met een sterk flegmatische inslag aangeeft: “Juf nu even stoppen met grapjes maken; ik wil mijn werk afmaken”, doe daar dan wat mee. Ook de aandacht voor het melancholische in het kind moet oprecht zijn. Te veel luchtigheid kan het vuur van de cholericus aanwakkeren. Even als leraar zelf naar buiten lopen kan helpen om het vuur van de cholericus zuurstof te ontnemen.
Tot slot
Blijf altijd luisteren naar wat de leerlingen te zeggen hebben. Het risico bestaat dat wanneer kinderen boos worden, je dat als leraar niet serieus neemt en bij jezelf denkt: "Oh, de cholericus toch, met zijn rechtvaardigheidsgevoel en boosheid.”
Een andere valkuil is dat je als leraar op basis van bepaalde gedragingen ook andere eigenschappen toe gaat schrijven die het kind eigenlijk niet of niet zo sterk bezit. Bedenk dat het hier niet gaat om een strakke indeling van vier typen kinderen, maar om verschillende samenstellingen van eigenschappen. De wereld bestaat immers niet uit stripfiguren. Als je niet meteen aan elk kind een temperament kunt toeschrijven, dan is dat niet zo vreemd. Het is immers geen kwestie van labels plakken. Het vraagt om steeds weer goed met een frisse blik naar elk kind te kijken en te beseffen dat elk kind een eigen benadering van jou als leraar vraagt. Daarbij kan inzicht in de temperamenten je helpen.
—-----------------------------
Meer lezen:
Steiner, R. (2011). Raadsels van het menselijk temperament - Uitgeverij Christofoor
Steiner, R. (1989). Praktijk van het lesgeven. Uitgeverij Vrij Geestesleven
In zijn voordrachten aan de leraren van de eerste vrijeschool verbindt Steiner de temperamenten met de vier wezensdelen. In de eerste vijf voordrachten in dit boek staan veel praktijkvoorbeelden van werkvormen en specifieke oefeningen voor de verschillende temperamenten.
Vragenlijst temperamenten
Thema artikel over de vier temperamenten | antroposofie-noord-holland.nl
https://everydaymommyday.com/
https://vrijeschoolpedagogie.com/?s=temperamenten
Het Goud van Waldorf - Seizoener