Verbinding

Inleiding

Verbinding is een sleutelwoord op de vrijeschool. Door ervaringen en activiteiten aan te bieden die klassenoverstijgend of schoolbreed zijn, werken leraren aan het vormen van een sterke gemeenschap. Het streven is dat de leerlingen zich gezien voelen en leren wat het is om mens te zijn tussen andere mensen en in deze wereld. In dit uitgangspunt lees je over verbinding met jezelf, met de ander en met de wereld waarin je bestaat. Hoe ziet die verbinding eruit? Waarom is het zo belangrijk en wat betekent het in de praktijk voor leraren? Deze vragen komen in dit uitgangspunt aan bod.

1. Wat zien we?

Op de vrijeschool begint verbinding al bij de deur. Ook al is handen schudden er niet overal meer bij, een persoonlijke groet kan een leerling zeker verwachten. Zowel op de basisschool als middelbare school begint elke dag met het samen zeggen van een ‘spreuk’. Dat is niet alleen op de Nederlandse scholen zo, maar op alle vrijescholen over de hele wereld; dezelfde spreuk, elk in de eigen taal.

Bijzonder aan de vrijeschool is ook dat de leerlingen in de klas de kans krijgen elkaar echt te leren kennen. Leerlingen blijven de hele schooltijd zoveel mogelijk bij elkaar in de klas en trekken dus vaak jaren met elkaar als groep op. Zittenblijven gebeurt alleen als het echt niet anders kan zodat de groep zoveel mogelijk samen blijft. De leerlingen volgen veel lessen als klas, gaan samen op kamp en werken aan toneeluitvoeringen. De klassenleerkracht of mentor blijft als het kan enkele jaren verbonden aan dezelfde groep. Ook de vakleraren in het voortgezet onderwijs blijven liefst meerdere jaren aan dezelfde klas lesgeven.

Daarnaast viert de school als gemeenschap jaarfeesten, werkt het aan kooruitvoeringen en organiseert het andere schoolbrede activiteiten. Op de basisschool zijn er vaak een of meerdere keren per jaar schoolpresentaties waarbij alle klassen aan elkaar laten zien waar zij mee bezig zijn.

Behalve verbinding met elkaar is er ook aandacht voor de verbinding met de natuur en de wereld om ons heen. Vrijescholen staan erom bekend dat zij stilstaan bij het ritme van de natuur. Veel kleuterklassen trekken er regelmatig op uit. Zij gaan bijvoorbeeld naar een park, bos of (kinder)boerderij waarbij de kinderen de elementen en de wisselende seizoenen aan den lijve kunnen ondervinden. Ook op de basisschool gaan de leerlingen nog vaak naar buiten. Daarnaast leren ze de wereld kennen door de leraar die daarover vertelt.

Op de middelbare scholen is er volop aandacht voor de wereld waarin leerlingen leven en volwassen worden. De leerlingen krijgen veel verschillende vakken, waarbij zij de wereld in al haar facetten kunnen leren kennen. Ook hier heeft het vertellen en het echte beleven de voorkeur boven alleen uit een boek leren of van een scherm. Dat zie je in lessen waar leerlingen vaak opdrachten krijgen die ze buiten de schoolmuren mogen uitvoeren, maar ook in klassikale activiteiten zoals schoolreizen die in elke jaarlaag een eigen thema hebben. Die thema’s variëren van de middeleeuwen tot industriële revolutie en de post-moderne tijd. Bovendien streeft de vrijeschool ernaar om een breed palet aan vakken aan te bieden. Wis-, natuur- en scheikunde, filosofie en religie enzovoorts dienen voor meer dan alleen het overdragen van kennis. Zo brengt de school leerlingen in verbinding met de wereld om hen heen.

Zo is er op de middelbare scholen volop aandacht voor de wereld waarin leerlingen leven en volwassen worden. De leerlingen krijgen veel verschillende vakken, waarbij zij de wereld in al haar facetten kunnen leren kennen. Ook de toekomst van de wereld om je heen krijgt een plek. Bijvoorbeeld tijdens een periode Stad van de toekomst die op het Geert Groote College Amsterdam door Eva van Haastrecht en haar collega’s wordt gegeven aan elfdeklassers (klas 5). Wat zien we? ‘Leerlingen die zich vanuit scenariodenken bezig houden met hun eigen leefomgeving. Ze moeten trends in het heden zien te herkennen, denk aan duurzaamheid, technologisering en individualisatie. Aan de hand van die trends bedenken de leerlingen scenario’s van hoe de wereld er in de toekomst uit zou kunnen zien.’

2. Waarom doen we wat we doen?

Bouwen aan een sterk individu
Waarom is verbinding nu zo’n belangrijk thema? De vrijeschool streeft ernaar om leerlingen op te voeden tot volwassenen die zich in alles wat zij doen, denken en voelen, verbonden weten met de wereld om hen heen. Wanneer mensen zich verbonden voelen met zichzelf, de ander en de wereld, kunnen zij ook zorgdragen voor zichzelf, de ander en de wereld. Niet alleen vrijescholen hebben verbondenheid hoog in het vaandel staan, ook binnen de wetenschap heerst de gedachte dat (sociale) verbondenheid met de mensen om je heen een basisbehoefte is. Het gaat dan om de verbondenheid van de leerling met de omgeving en vertrouwen hebben in de ander. Leerlingen willen graag bij de groep horen, zich gewaardeerd en gezien voelen. Niet alleen met de kinderen uit hun klas, maar ook met jou als (klassen)leraar. Pas dan zullen zij vragen durven te stellen en niet bang zijn om fouten te maken. Dat is al winst, maar een goede sociale verbondenheid voedt ook de intrinsieke motivatie. Dat levert wat op want de effecten van intrinsieke motivatie zijn heel wat duurzamer dan extrinsieke motivatie. Leerlingen kunnen zich de lesstof beter eigen maken wanneer zij intrinsiek gemotiveerd zijn.

Sociale verbondenheid maakt dat mensen iets voor de ander of de wereld willen betekenen. Ook maakt het dat een kind de wereld durft te verkennen. Leerlingen die warme relaties hebben ervaren, gaan bovendien in hun latere leven vaak beter om met stress, vertonen minder risicogedrag en hebben minder kans op langdurige werkloosheid.

De rol van de klassenleraar of mentor
Kijk eens terug op je eigen leven tot nu toe. Welke mensen hebben wel niet allemaal invloed gehad op hoe jij nu bent? Je ouders , broers, zussen, vrienden, leraren en anderen hebben allemaal invloed op je. Zo leren we van elkaar. Vooral ook over de generaties heen. Zo leren jonge mensen dat alle levensfases hun eigen schatten hebben en ouderen kunnen geïnspireerd raken door jongeren. Zoals gezegd blijft de klassenleerkracht of mentor langdurig aan een klas verbonden. Dat is niet voor niets. Pedagogische relaties winnen namelijk aan diepte en stabiliteit wanneer zij de kans krijgen om gedurende een langere periode opgebouwd te worden. De klassenleerkracht en eventuele vakleerkrachten werken samen om het kind zo goed mogelijk te kunnen begeleiden. Lang verbonden blijven aan een klas heeft dus prioriteit. Dan kan de leerkracht met elke leerling een relatie opbouwen en ook de dynamiek van de klas zien. Dat houdt ook in dat de leerkracht de relaties tussen de leerlingen onderling kan ondersteunen.

Leerlingen blijven dus zoveel mogelijk bij elkaar in de klas. Hierboven lees je al waarom dat een belangrijke pijler is van de vrijeschool. Nog een andere reden is dat de scholen leerlingen willen leren leven in een wereld samen met andere mensen. Idealiter is dat in een klas waarin leerlingen met verschillende achtergronden en uiteenlopende talenten bij elkaar zitten. Zo kunnen leerlingen leren omgaan met verschillen tussen mensen (zie ook het thema Inclusief onderwijs). Het is aan de leraar om een klimaat te scheppen waarin er een sociaal bewustzijn is en waarin er sprake is van sociale cohesie en een hechte groep. Op de vrijeschool worden veel lessen daarom klassikaal gegeven en veel nadruk ligt op het leren van elkaar en met elkaar.

Maar verbinding gaat niet alleen over verbondenheid met andere mensen. Ook verbondenheid met de wereld is belangrijk. Via het gesproken woord of via de ervaring. Vandaar ook dat op de basisschool de klassen er vaak op uit trekken. Daar kun je de wereld ervaren, de natuur voelen, ruiken en met eigen ogen zien. Soms nemen de kinderen uit de natuur iets mee om in de klas neer te leggen of om er mee te werken. In een periode als economische aardrijkskunde (klas 5, groep 7) leren de leerlingen dat ze via hun ontbijttafel of hun kleding vaak verbonden zijn met gebieden en mensen uit verre werelddelen.

Vanuit het leerplan is de elfde klas het moment dat het ideaal in de leerling ontwaakt, een belangrijk element in het ontwikkelen van de wilskracht. Leerlingen voelen dat op bepaalde punten hun mening op een dieper vlak van belang is, dat ze die niet zomaar opzij willen zetten. Maar hoe geven leraren dat ideaal richting in de wereld? Door leerlingen aan het werk te zetten met vragen als: hoe zou ik het willen in de toekomst en wat kan ik zelf doen om tot dat scenario te komen?

Uit het voorgaande wordt al duidelijk dat leraren op de vrijeschool de leerlingen lang niet alleen op hun cognitieve vermogens aanspreken. Behalve het denken, gaat het juist ook om het voelen en de wil tot handelen van de leerling. Met andere woorden: De lesstof komt bij de leerlingen via hun hoofd, hart en handen. De visie hierachter is dat de verbinding van de leerlingen met de lesstof en hun omgeving zo sterker wordt. Dat is minder lastig voor te stellen dan het klinkt: als de leraar de leerlingen enthousiast gemaakt heeft, dan krijgen ze zin om ermee aan de slag te gaan en de moed om het te snappen. Zo kunnen de leerlingen zorg gaan dragen voor de verdere ontwikkeling van de cultuur en van de aarde zelf.

3. Wat betekent dat voor de leraar?

Hoe leraren zich verbinden
Het is aan leraren om te werken met de individuele mens in ontwikkeling en ook met de klas als geheel. Oprechte, pedagogische relaties krijgen vaak verdieping wanneer zij over een langere periode kunnen worden opgebouwd. De mindset en houding van leraren bepalen voor een aanzienlijk deel het klimaat in een klas. Daarom is het belangrijk dat leraren leerlingen eerlijk en waardig behandelen, met respect voor en interesse in hen als individu. Dat kan met kleine dingen. Zo helpt het al als leraren wat over zichzelf vertellen. Ze geven dan iets van zichzelf prijs en ze geven ook gelijk het goede voorbeeld. Een voorbeeld zijn, is binnen de muren van de vrijeschool veel waard. Hoe dat in zijn werk gaat, is afhankelijk van de leeftijdsfase van de leerlingen. Zo zijn leraren in de kleuterklas een voorbeeld met hun gebaren, hun toon, hun taal en in hun handelen. In de onderbouw (groep 3 tot en met 8) en de eerste jaren van het voortgezet onderwijs zijn zij een voorbeeld om na te volgen. In de bovenbouw (voortgezet onderwijs) is de leraar een van de rolmodellen waaraan leerlingen zich kunnen spiegelen en die zij uit vrije wil na kunnen volgen. Het helpt dus als de leraar de verbinding met de leerling en de klas aangaat. Om de intuïtie te voeden en te weten wat de leerling nodig heeft om zich te ontwikkelen. Dit geeft de leerling vertrouwen en de mogelijkheid om sturing te geven aan zijn eigen leren, alleen of met de ander. Kortom: het gaat erom het menselijke aan te spreken. Nu klinkt het natuurlijk als een mooi doel: bewust investeren in goed contact. Maar hoe doen leraren dat dan? Gelukkig zijn daar allemaal concrete uitwerkingen voor. Terugkerende manieren waarop een vrijeschoolleraar dit aanpakt zijn de volgende:

Bewuste begroeting
Op de vrijeschool begint een les niet bij het klinken van de bel. Net zoals de bel ook niet het moment is waarop de leerlingen hun tas pakken en zonder groet het lokaal verlaten. Of de les nu begint of eindigt, bij de deur staat de leraar om de leerling te begroeten. Dat is niet zomaar een vastgeroeste gewoonte: het zorgt ervoor dat leraren direct even contact kunnen maken met het kind. Ze zien in welke stemming het binnenkomt en peilt hoe het na de les het lokaal verlaat.

Herhaling en ritme
Ritme en rituelen helpen een leerling om zich verbonden te voelen. Daarom zijn er op vrijescholen ook de spreuken, het gezang en de jaarfeesten. Leraren kunnen zelf ook met rituelen aan verbondenheid werken. De begroeting aan de deur was daar al een voorbeeld van, maar ook met de spreuk aan het begin van de les benadrukken zij het samenzijn, het groepsgevoel. Het zorgt voor veiligheid. Meer over hoe leraren met terugkerende elementen in de lessen werken, lees je in het thema Ritme en herhaling.

Inspelen op eigenheid van de leerlingen
Zoals gezegd blijven klassen als groep zo lang mogelijk bij elkaar. Dat betekent dat zoveel mogelijk lessen in gezamenlijkheid gegeven worden. Leraren spelen in op de verschillende capaciteiten van de leerlingen door te differentiëren op allerlei terreinen. Het gaat om het aanspreken van de verschillende temperamenten, talenten, behoeften en belangstellingen. Dat is best een uitdaging in de volle klassen en zal niet altijd even gemakkelijk gaan. Dat is een voortdurende zoektocht.

Hoe leraren de verbinding met de wereld stimuleren

Hoe leraren de verbinding met de wereld stimuleren

"Breng leerlingen in aanraking met werelden waar zij uit zichzelf niet zo snel mee in aanraking zullen komen. “Neem het initiatief om je kind mee te nemen in werelden waar hij anders niet zo gauw zou komen; die tentoonstelling van die Nederlandse designer; dat concert van drie jazzpianisten; dat natuurgebied met die mooie zandverstuivingen. Wees de gids in domeinen waar je zelf enthousiast over bent en deel dat af en toe met je kind.”

Bronnen

[1] Mayo, A. (2015). Lectorale rede: Autonomie in verbondenheid. Leiden: Hogeschool Leiden.

[2] Zie bijvoorbeeld Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2008). Facilitating optimal motivation and psychological well-being across life's domains. Canadian psychology/Psychologie canadienne, 49(1), 14.

[3] Verbeeck, K. (2010). Op eigen vleugels. Autonomie voor kinderen in het basisonderwijs. ’s-Hertogenbosch: KPC Groep in opdracht van het ministerie van OCW.

[4] Ryan, R.M., & Deci, E.L. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development, and well-being. American Psychologist, 55, 68-78.

[5] Rawson, M. (2014). The task and content of the Steiner-Waldorf Curriculum. Edinburgh: Floris Books.

[6] McGrath, K. F., & Van Bergen, P. (2015). Who, when, why and to what end? Students at risk of negative student–teacher relationships and their outcomes. Educational Research Review, 14, 1-17.

[7] Rawson, M. (2014). The task and content of the Steiner-Waldorf Curriculum. Edinburgh: Floris Books.

[8] Rawson, M. (2014). The task and content of the Steiner-Waldorf Curriculum. Edinburgh: Floris Books.

[9] Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2008). Facilitating optimal motivation and psychological well-being across life's domains. Canadian psychology/Psychologie canadienne, 49(1), 14.

[10] Leibner, E., (2017). The Seven Core Principles of Waldorf Education. New York: Waldorf Publications at the Research Institute for Waldorf Education.

[11] Uit van Sark, Y., & Nelis, H. (2017). Motivatie binnenstebuiten: het geheim achter gemotiveerde pubers, enthousiaste leerlingen en gedreven studenten. Utrecht: Kosmos Uitgevers.

[12] Bogaers, I. & Raban, A. (2016). Verbinden om te ontwikkelen en ontwikkelen om te verbinden. Een schoolportret van het Rudolf Steiner College in Haarlem. https://www.rscollege.nl/blog/wp-content/uploads/2019/10/schoolportret-zonder-fotos.pdf. Geraadpleegd op 12 december 2021.

[13] Uit van Sark, Y., & Nelis, H. (2017). Motivatie binnenstebuiten: het geheim achter gemotiveerde pubers, enthousiaste leerlingen en gedreven studenten. Utrecht: Kosmos Uitgevers.

[14] Bogaers, I. & Raban, A. (2016). Verbinden om te ontwikkelen en ontwikkelen om te verbinden. Een schoolportret van het Rudolf Steiner College in Haarlem. https://www.rscollege.nl/blog/wp-content/uploads/2019/10/schoolportret-zonder-fotos.pdf. Geraadpleegd op 12 december 2021.

[15] Leibner, E., (2017). The Seven Core Principles of Waldorf Education. New York: Waldorf Publications at the Research Institute for Waldorf Education.

[16] Spilt, J. L., Koomen, H. M. Y., & Thijs, J. T. (2014). Probleemgedrag en leraarstress: Het belang van een relationele benadering. Pedagogische Studiën, 91(6), 366-382.

Verder lezen

Dam, J. van (2012). Menskunde, pedagogie en gemeenschapsvorming. Amsterdam, UItgeverij Pentagon

Deci, E.L., & Ryan, R.M. (1985). Intrinsic motivation and self-determination in human behavior. New York: Plenum.

Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The" what" and" why" of goal pursuits: Human needs and the self-determination of behavior. Psychological inquiry, 11(4), 227-268.

Ryan, R.M., & Deci, E.L. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development, and well-being. American Psychologist, 55, 68-78.

Snikkers, S. (2018). Heb je dit kind gezien?: Over de begeleiding van hoogbegaafde leerlingen op de vrijeschool.

Taylor, E. (2013). Antroposofie, een inleiding. Amsterdam: Uitgeverij Pentagon.

Wember, V. (2016). Wilsopvoeding. Amsterdam: Uitgeverij Pentago

Terug naar vrijeschoolkompas

Vrijescholen streven naar onderwijs van mens tot mens. Wat houdt dat in? Dat de les past bij het karakter en de dynamiek van de specifieke groep. Vrijescholen staan bekend om de grote professionele ruimte van de leraren in de keuze en ontwerp van de lessen. De leraar kiest welke beeldende, mondelinge en praktische presentaties van het lesmateriaal de interesse van de leerlingen kunnen wekken. Leraren kiezen het materiaal, de wijze van presenteren en verwerken al naargelang de samenstelling van de klas en de behoefte van de klas op dat moment. Het kan bijvoorbeeld iets zijn waarmee leraren werken aan een veilige sfeer in de klas. De interactie tussen de klas en de leraar, het onderwijs van mens tot mens, vormt de basis van het onderwijs. Daarbij probeert de leraar gepaste bronnen, media en lesmaterialen te vinden. In het uitgangspunt autonomie van de leraar lees je hier verder over.

Waar kijken leraren nu naar als zij hun lessen willen laten aansluiten bij de leerlingen die ze voor zich hebben? In het aparte thema ontwikkelingsfasen lees je hoe zij lessen laten aansluiten op de ontwikkelingsfase van een kind. Als zij dat doen, verbindt een kind zich namelijk vaak beter met de leerstof (en dus met de wereld). Ook helpt het als zij de leerstof concreet en betekenisvol maken. Zij laten de kinderen in de kleuterklas bijvoorbeeld de bordjes tellen die op tafel gezet moeten worden voor het eten. Zo kan het kind zich met de lesstof - het tellen - verbinden.

Hoe leraren de verbinding met het zelf bij een kind stimuleren
Hoe zorgen leraren ervoor dat kinderen zich ontwikkelen tot sterke individuen die in een gezonde verbinding staan met zichzelf? Dat gaat niet met een of twee interventies. Een verbinding met zichzelf ontwikkelt een leerling door veel eigen inbreng te kunnen geven en zelf aan de slag te kunnen gaan met de leerstof. Eigen inbreng stimuleren leraren door eigen verwerking van de leerstof. Een kunstzinnige verwerking is zeker een goede manier, maar ook open vragen stellen draagt bij aan een gezonde verbinding met het zelf. In het voortgezet onderwijs kan dat ook door bijvoorbeeld gesprekken te voeren over de eigen drijfveren, dromen en doelen van de leerling. Zo stimuleren leraren de leerling zich ook met zichzelf en diens behoeftes te verbinden. Leraren kunnen daar in het basisonderwijs mee beginnen, door de leerling te betrekken bij eigen leerdoelen. Vraag bijvoorbeeld aan de leerling wat hij deze periode wil leren? Of tijdens de oefenuren rekenen: waar wil jij aan werken? Door eerst samen met een kind zijn doelen te bepalen, kan het dat op den duur steeds beter zelf. Aan een puber kunnen leraren bijvoorbeeld vragen wat hij wilde worden toen hij acht was. Hoe is dat door de tijd heen veranderd en hoe komt dat? Wie in jouw omgeving doet iets wat jou heel leuk lijkt en waarom spreekt jou dat zo aan? Een ander voorbeeld van een reflectieve vraag is: wanneer deed je voor het laatst iets wat je zo leuk vond dat je helemaal de tijd vergat?’ of: ‘wat vond je er zo leuk aan?’ Ook individuele gesprekken zijn een goede manier om de verbinding aan te wakkeren.

Hoe leraren de verbinding met de ander stimuleren
Verbinding met de ander stimuleren, dat doen vrijeschoolleraren eigenlijk aan de lopende band. Veel activiteiten en lesonderdelen vinden plaats in gezamenlijkheid, met de hele klas of in kleinere groepjes. Leraren gaan dan iets verder dan alleen een samenwerkingsopdracht geven. Ze leren de kinderen tijdens deze opdrachten namelijk ook echt naar elkaar te luisteren en hun spreken op elkaar af te laten stemmen. Heel concreet gebeurt dit bijvoorbeeld door samen een gedicht of een stuk proza te reciteren. In hogere klassen kunnen leraren pure debat- en discussietechnieken oefenen. Afhankelijk van de jaarlaag en de leeftijd zijn er veel activiteiten te bedenken waarmee leraren de verbinding met de ander een kans geven. Denk aan samen leren spelen en samen brood bakken in de kleuterklas. Bij een periode huizenbouw in de derde klas (groep 5), stellen leraren zich bijvoorbeeld vooraf de vraag wie en wat zij allemaal nodig hebben om een huis te bouwen. Leerlingen kunnen nadenken over wie uit de klas of uit hun groepje welke rol kan vervullen. Wat kan de een goed en wat de ander? Ook huiswerk in groepjes bespreken en toneelstukken met de klas uitvoeren zijn goede manieren om de verbinding met de ander te versterken. Halverwege de les kan de leraar bijvoorbeeld de activiteit eens stilleggen en in gesprek gaan over hoe het gaat. Hoe gaat het samenwerken, komen de verschillen aan bod en in welke fase is het groepje inmiddels? Het is soms heel zinvol om expliciet aandacht te schenken aan hoe men met een ander communiceert. Binnen de klas, maar ook met ‘anderen’ daarbuiten. Gaat een leerling de verbinding met de ander niet aan? Dan is in eerste instantie de mentor de aangewezen persoon om met de leerling het gesprek aan te gaan.

Hoe leraren zich verbinden met de ouders
Vrijeschoolleraren spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van een kind. Een ouder van het kind zijn zij echter niet. Deze kennen en zien hun eigen kind op een diep intuïtief niveau. Leraren staan net iets verder af van het kind. Dat geeft hen vaak de kans om wat bewuster, objectiever naar het kind te kijken dan de ouders. Leraren zien vaak andere dingen dan de ouders en dat geldt andersom net zo goed. Samen hebben zij de taak om de optimale ontwikkeling van het kind mogelijk te maken. Willen leraren en de ouder(s) het kind zo volledig mogelijk leren kennen? Dan is de verbinding tussen beide partijen veel waard. Dat doen leraren door regelmatig met de ouders te spreken. Het gaat dan niet om pure kennisoverdracht, maar een oprecht naar elkaar luisteren. Hoe zien zij het kind, wat valt hen op en waar liggen de verschillen en overeenkomsten? Hoe kunnen zij het kind samen verder helpen? Natuurlijk zullen leraren niet elke week met alle ouders om de tafel kunnen zitten. Verbinding met ouders vindt ook plaats tijdens oudergesprekken (al dan niet met het kind erbij), gezamenlijke avonden en activiteiten en via de klassenouders en de getuigschriften.

Wat leraren achter de schermen doen
Verbinding in alle verschijningsvormen is niet alleen iets wat binnen het klaslokaal gebeurt. Leraren zijn er vaak ook voor en na de les mee bezig. Zij blikken dagelijks terug op hun les. Zij stellen zichzelf bijvoorbeeld actief vragen als: heb ik elk kind gezien, ook het stillere kind dat zich op de achtergrond houdt? Heb ik een beeld van hoe het met de leerling gaat? De ochtendspreuk gaat precies over deze ‘opdracht’: ‘Het is aan jou zijn raadsel op te lossen. Van dag tot dag, van uur tot uur.’ Deze ochtendspreuk of ochtendmeditatie klinkt elke ochtend op de vrijescholen, vlak voor de eerste les begint. Dat is niet voor niets: Het geeft leraren de kans om weer even stil te staan bij het doel dat zij delen met hun collega’s. Collega’s zijn sowieso een waardevolle partner in het werk van de leraar. Zeker in het voortgezet onderwijs met alle verschillende vakleraren, sta je als team samen om de leerling. De verbinding met hen - de ander - is dus zeker het investeren waard. Op de vrijeschool zijn er regelmatig kinderbesprekingen. Anders dan in een doorsnee rapportvergadering gaat het bij deze gesprekken niet zozeer om de cijfers. Leraren verdiepen zich in plaats daarvan in het raadsel van een leerling, zoals dat in de ochtendspreuk klinkt. Ze verkennen het kind vanuit verschillende gezichtspunten zodat ze een zo volledig mogelijk beeld van hem vormen.

Deze ruime benadering van het kind vertaalt zich ook in de getuigschriften die leerlingen op de vrijeschool op de laatste dag van het schooljaar ontvangen. Daarin beschrijven de leraren de ontwikkelingen die zij dit jaar hebben waargenomen bij deze leerling, op de middelbare school gebeurt dit door de mentor met eventuele aanvullingen van de vak- en periodedocenten. Samen evalueren zij in schrift de ontwikkeling ten aanzien van de vakken, maar ook ten aanzien van stemming en sociale omgang, de werkhouding en initiatiefkracht en de persoonlijke ontwikkeling. De (klassen)leraren zoeken of maken daarnaast voor iedere leerling een passend beeld waarin zij deze ontwikkeling vertalen. In het schrijven van het getuigschrift proberen zij het raadsel van dit kind zo goed mogelijk te benaderen.

Tot slot zijn er ook een aantal dingen die leraren zelf kunnen ondernemen om in verbinding met zichzelf, de ander en de wereld om hen heen te komen of te blijven. Om de relaties te versterken kunnen leraren bijvoorbeeld reflecteren op hun eigen waarden, normen, overtuigingen en levenservaringen. Zij kunnen zich verdiepen in de verschillende meditaties, antroposofische oefeningen en werken aan hun eigen spirituele ontwikkeling en vitaliteit. En vooral met een open oog en oor in de wereld staan.